Winterzegeningen

• Chocolademelk met slagroom
• Rijp op het gras
• Winter wandelingen
• Bakdrang*
• Prei, winterpeen, erwtensoep
• Haardvuur
• Blosjes op je wangen
• Frisse lucht
• Labello
• Blauw ruitensproeisel
• Winterjassen, sjaals en wanten
• Alleen maar in het donker buiten komen
• ’s Morgens niet uit bed te branden zijn
• Eksterogen en likdoorns
• Zompige buitenbakken
• De armen van je trui die onder je jas in je oksel blijven steken
• Dooie vingers
• Ruiten krabben
• Rillen, bibberen en klappertanden
• Dikke koude vingers zodat je de riempjes van het hoofdstel niet meer los of vast krijgt

Ik geloof dat ik toch maar voor de zomer ga..

*De drang om met meel, boter, suiker en eieren creaties te maken in een oven. Komt voor op momenten van heimelijke zelfoverschatting